zaterdag 7 maart 2009

Carnaval - op de Vrije School

Het carnavalsfeest gaat over in de 40 daagse vasten. Deze voorbereidingstijd is een tijd van inkeer, van naar binnen gaan, en wordt voorafgegaan door een feest, dat een totaal naar buiten gaan is 'HET CARNAVALSFEEST'. Aan het eind van de vastentijd is een feest dat weer naar buiten gaat. 'PASEN'
In deze tijd beleef je heel duidelijk een stukje van de ademhaling van het jaar. De kersttijd was meer inademing, de carnaval uitademing, de vasten inademing en de paastijd uitademing.
In de carnavalstijd kun je het naar buiten gaan als het ware beleven als een meegaan met de natuur. De planten en bloemen willen in deze tijd ook naar buiten. Ze geven zich meer en meer over aan de wereld. Als je goed carnaval viert kun je als mens ook meer naar buiten gaan. De stijging van de temperatuur en het lengen van de dagen maakt dat ook mogelijk.

De oorsprong van het carnavalsfeest moet gezocht worden in voor-christelijke tijden. Op de grens van de winter en het voorjaar moesten boze geesten verjaagd worden, zodat zij geen schade konden toebrengen aan de ontwakende natuur. Men trok kleren aan, zette maskers op, en nam dingen mee om lawaai te maken. Hierdoor werden de geesten afgeschrokken en gingen op de loop.
In de Middeleeuwen was de tijd tussen Driekoningen en het begin van de Lijdenstijd, het moment om zich te bevrijden van de onvolkomenheden en de slechte eigenschappen. Door maskers te dragen en zich te verkleden probeerde men dit tot uitdrukking te brengen.
De carnavalstijd schept de gelegenheid om uit het vaste patroon van alledag te stappen en tijdelijk een ander pak aan te trekken. Men kan zich tijdens het vieren van carnaval op een andere manier laten zien. Men wordt als het ware tijdelijk iemand anders. Iemand, zoals men misschien graag zou willen zijn.
Kleuters vinden het meestal heerlijk om zich te verkleden. Dat wat ze dan zijn zijn ze echt. Bijvoorbeeld een prinses of een koning of een houtakker. Zij kunnen niet doen alsof. Zij kunnen niet even in de huid kruipen van een ander omdat ze zelf op weg zijn om een goed iemand te worden. Het is daarom van belang dat kinderen verkleed als positieve figuren van een sprookje naar school komen. Een boze heks met een toverstaf tovert kinderen in boze of enge figuren. Kinderen zien de boze heks als echt en denkt ook dat die echt kan toveren. Een kind wat houthakker is met een “ nep “ bijl slaat er lustig op los als een echte houthakker. Positieve figuren van een sprookje brengen positiviteit in de klas wat hoort bij feest vieren.


Hoe wordt carnaval gevierd in een kleuterklas.
Iedere leerkracht geeft aan dit feest een eigen tintje. In grote lijnen komt het hier op neer:
De klas wordt feestelijk versierd en enigszins in een sprookjessfeer gebracht.
Er wordt gedanst en gezongen met elkaar. Vaak wordt er een verhaal verteld waarin alle verklede kinderen die die dag op het feest zijn in voorkomen.
Tijdens het vrije spel is er de mogelijkheid om aan allerlei activiteiten mee te doen zoals vingerverven, zeepbellen blazen, slingers maken of spelen als roodkapje, prinses of elfje.
Na het spelen kunnen de kinderen genieten van een feestelijke maaltijd.
Met welgevulde buikjes gaan we buiten spelen.
Na de afsluiting binnen gaan de kinderen moe en voldaan huiswaarts.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

LinkWithin

Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...